Gepassioneerd Pleitbezorger van het Variété

Met zijn stichting Scala Variété aan Zee presenteert Karel de Rooij op zondag 25 maart het programma Circus in de Branding in de Scheveningse Lourdeskerk, een voorproefje voor de serie variétévoorstellingen die aanstaande november op dezelfde locatie wordt gespeeld. Op toneel vierde de bekende variété artiest ruim vijftig jaar triomfen als kleine helft van het duo Mini & Maxi, maar ook achter de schermen is deze Hagenaar een groot voorvechter van dit genre.

“Variété klinkt in Nederland anders dan bijvoorbeeld in Engeland of Amerika”, weet De Rooij uit ervaring. “Sommigen hier kennen het woord niet eens en anderen zien het als iets heel ouderwets. Dat maakt mij strijdbaar, omdat het juist een hele mooie, internationale vorm van theater is. Het is tekstloos en daardoor geschikt voor iedereen. Tegelijkertijd is dat ook het moeilijkste: iets maken voor iedereen, voor alle lagen van de bevolking, van jong tot oud en alle culturen overstijgend. Dat is wat wij als Mini & Maxi over de hele wereld hebben gedaan. Mensen denken dat er na ons niet veel meer gekomen is binnen dat genre, maar het tegendeel is waar. Om een voorbeeld te geven: dit seizoen tourt De Wereldband met het programma Slapstick langs de theaters. Die groep heeft voor hun optreden tijdens het Edingburgh International Festival, afgelopen augustus was dat, van alle kranten vijf sterren gekregen. Nou, dan is er op cultureel gebied echt iets interessants aan de hand, maar geen één tv-programma heeft hier aandacht aan besteed. Ik denk dat dat komt, omdat de huidige mentaliteit van de televisie, met zijn overdaad aan praatprogramma’s en realityshows, er één is van ‘dat wat de boer niet kent, dat vreet hij niet’. De redacties zijn verhoudingsgewijs ook vrij jong en die grijpen toch terug op de popconcerten waar zij zelf komen.

Geldt dat ook voor krantenredacties als de NRC of de Volkskrant?
“Van die dagbladen kreeg De Wereldband ook vijf sterren, maar een achtergrondartikel over de vraag waar dit succes vandaan komt schrijven zij ook niet. Elke andere kunstvorm wordt wel opgepakt. Dat komt, omdat men de vinger er niet op kan leggen. Het is een stuk amusement dat echt iets anders is dan wat de mensen normaal zien. Het wekt verbazing op bij de toeschouwers. En dat is wat ik op 25 maart hoop te laten zien. “Circus in de Branding” is een amuse voor een programma dat ik in november een maand lang breng in de Lourdeskerk. Gewoon om te laten zien wat ik met variété bedoel en als opwarmertje voor mijn boodschap: ‘Kom op jongens, we moeten dit in Scheveningen hebben!’ In Berlijn, Wenen, zelfs in Düsseldorf, kan ik al naar vijf grote theaters waar jongelui, zoals Cirque Du Soleil, dit soort programma’s voor het voetlicht brengen. Het rare is dat er wél twee beroepsopleidingen in Rotterdam en Tilburg zijn voor muziek en circus, maar het schrijnende doet zich voor dat iedereen daar na zijn afstuderen meteen naar het buitenland gaat.”

Heeft u enig idee waarom die traditie in Nederland tanende is de laatste decennia?
“Nou, ik denk niet dat het tanende is, want wij hadden altijd volle zalen en dat geldt voor de Ashton Brothers nog steeds. Wij hadden natuurlijk nog net de tijd mee dat er minder omroepzuilen waren. Wij wilden niet veel televisie doen, maar een aantal programma’s zijn uiteindelijk wel voor de televisie gebracht. Als we in Rusland stonden, waar de clown de grootste kunstvorm is, stond dat hier groot in de krant. De shows in Carré of de Koninklijke Schouwburg waren door al die extra publiciteit dan weer snel uitverkocht. Men was destijds meer alert op wat wij dan deden, maar nu is er zoveel aanbod, dat men een beetje langs dit genre heen leeft.”

Het is dus niet tanende, maar het zit wel in de verdrukking?
“Dat laatste ja. Mensen houden van dit genre, dat is inmiddels wel bewezen. Wat ik Den Haag eigenlijk verwijt, is dat wij roepen de internationale stad van Recht en Vrede te zijn, maar als ik nou met internationale relaties naar een avond entertainment op hoog niveau wil, dan hebben we hier eigenlijk alleen het Residentie orkest of het Nationaal Dans Theater. Begrijp me niet verkeerd, dat zijn twee geweldige gezelschappen, maar niet iedereen heeft behoefte aan een avond vol klassieke muziek of ballet. Een alternatief waar iedereen naartoe kan en wat tekstloos is, dat hebben we niet in deze stad, en dat is wat variété biedt: variatie! Dus er zit net zo goed een opera zangeres tussen, als een magiër of een jongleur. Eigenlijk is variété juist hip, want ik zap van het één naar het ander.”

Die snelheid en variatie zou jongeren juist moeten aanspreken. Toch is juist die generatie onbekend met het variété.
“Ze weten er meer van dan jij en zij zelf denken. Neem nou Armin van Buuren, die had in zijn laatste twee shows een act met twee acrobaten die synchroon trampoline sprongen. Als we heel eerlijk zijn, dan zijn dat in wezen twee variété artiesten. Het Scapino Ballet staat binnenkort in Carré met het programma ‘Ting’. Daar treden jongleurs en acrobaten op van de opleiding uit Rotterdam waar ik het net over had. Dus eigenlijk leeft het Variété wel degelijk, maar niemand durft het te benoemen zoals ik. Eigenlijk wil ik het omdraaien en laten zien dat al die losse stukjes als één programma in elkaar passen, waarbij je dan van de ene verbazing in de andere valt. Door dat programma heen loopt één rode draad: de theaterslagwerkgroep Percossa. Ik wil dat mensen deze groep leren kennen, omdat ze zo muzikaal en buitengewoon komisch zijn. En ze komen nog uit Den Haag óók, net als Niek Takens.”

Dus eigenlijk stelt u dat mensen wel degelijk van het variététheater houden, maar het genre niet als zodanig herkennen? Het bekende klok en klepel principe?
“Ik denk dat je daar een punt hebt en juist daarom moeten we er met zijn allen veel arbeid in steken om dit mooie gedeelte van het vak voor het voetlicht te krijgen. Dat is lastig, want er hangt tegenwoordig veel af van media en gemakzucht. Ik vind eigenlijk dat juist de cultuurredactie van De Wereld Draait Door of een schouwburgdirecteur dit soort dingen moet willen laten zien. De tendens is nu dat de kijker gevoed moet worden met iets dat even een naam heeft. Het moet scoren, maar bekendheid is tegenwoordig heel vluchtig en als redacties op die golf blijven meebewegen, dan krijg je een waanzinnige vervlakking. De Godfathers van het amusement zijn onbekend bij de jongeren van nu en ik vind dat jammer. Het is ook niet nodig, want als ik bijvoorbeeld mijn kleinkinderen over de vloer heb, draai ik wel eens een dvd van Laurel & Hardy. Dat vind ik zelf ook leuk en je ziet die kinderen toch altijd wel even héél hard lachen. Dat zijn de klassiekers, maar dat verleden raakt tegenwoordig steeds meer op de achtergrond.”

Mensen houden van dit genre, dat is inmiddels wel bewezen.

U zegt dus dat alle afzonderlijke acts wel op publieke belangstelling kunnen rekenen, maar als je het in één programma onder de noemer variété brengt lijkt er nog steeds een soort spruitjeslucht om te hangen, alsof Snip en Snap zijn teruggekeerd. Is dat het imagoprobleem?
“Die programma’s draaiden vaak om de sketches, en in het huidige variété zie je niet één sketch. Het zijn allemaal visuele hoogstandjes. Neem als voorbeeld het Festival Classique, dat werd gehouden op de Hofvijver. Daar maakte ik de verbinding tussen het Residentie Orkest en een acrobatennummer in een hoogwerker. Yuri van Gelder heeft ook met het Residentie Orkest gewerkt. Dat is voor mij Variété, die enorme verschillen bij elkaar zetten. Dat maakt het aantrekkelijk, jong en hip. Daarnaast is er ook nog een sociaal element. Ik werk al jaren samen met de Haagse Rotary aan het programma ‘Stadsgenoten Genieten’. Dan nodigen we de nieuwe burgers uit voor een amusementsavond die begrijpelijk is voor iedereen. Je ziet dat dit werkt: iedereen in zo’n zaal is met hetzelfde bezig Ze lachen ook om het zelfde. Na afloop van één zo’n voorstelling ontmoette ik ooit een Syrisch gezin, dat stond te glunderen. Ze vertelden ook dat ze na jaren van ellende eindelijk weer eens ergens van genoten. En dáár doe je het voor. Dat maakt dit gedeelte van het vak zo prachtig. Maar het wordt nu bijna een preek over hoe mooi het vak is.”

Komt die zendingsdrang voort uit beroepsdeformatie of heeft u als kind altijd al een passie voor het variété gehad?
“Ik kom uit een muzikantengezin. Mijn vader was één van de grootste jazzpianisten in Nederland en mijn moeder was een zeer goede violiste. Zij speelde in diverse klassieke orkesten, maar ook in restaurants. Den Haag had vroeger wel twintig zaakjes waar een violiste stond. Dan kon je een verzoeknummer indienen en dat werd dan gespeeld. Een traditie die inmiddels ook al is uitgestorven, maar het tekent die sfeer waarin ik ben opgegroeid. Ik was bijvoorbeeld ook altijd al gek van Johnny Kraaykamp. Die begon ooit als bassist en werkte met mijn vader, die op zijn beurt al snel ontdekte dat Kraaykamp de lach aan zijn kont had hangen. Als hij een solo speelde, dan lag de zaal plat. Johnny kwam bij ons over de vloer en dat is ongetwijfeld van hele grote invloed op mij geweest. Op mijn 5e had ik al een clownsnummer bij een kinderoperette en sindsdien heeft het mij niet meer losgelaten. Totdat mijn vader overleed op mijn elfde, toen ging ik naar school en moest iedereen in het gezin toch proberen de centjes bij elkaar te verdienen. Mijn moeder heeft ook de viool weer opgepakt en ik ben naar het conservatorium gegaan. Zo ben ik in een heleboel klassieke orkesten terecht gekomen. Ik heb zelfs als schnabbelaar in het Residentie Orkest gespeeld, maar altijd bleef het idee aanwezig dat dit toch niet hetgeen was dat ik mijn leven lang wilde doen. Op mijn 19e zag mijn broer in het AD dat Tom Manders, bekend als Dorus, nieuw talent zocht. Daar ben ik auditie gaan doen en daar is alles eigenlijk begonnen.”

De geboorte van Mini en maxi?
“In dat cabaret heb ik Peter (de Jong) leren kennen en vanuit die plek zijn wij het vak ingegaan. Nu zongen we bij Tom Manders wel eens liedjes, maar in die tijd had je te maken met tekstschrijvers als Kees van Kooten, Wim de Bie en Neerlands Hoop. Die waren tekstueel allemaal veel beter dan wij en wij hadden al heel snel door dat we ook nooit zulke schrijvers zouden worden. Maar als wij optraden met iets visueel, dan was dat het succes van de avond. Vanaf dat moment zijn we tekstloos gaan werken en dat is heel erg moeilijk, want je kan uren dubben over de vraag of er iets grappig is aan een stoel die wiebelt. Je komt veel moeilijker aan je materiaal dan bijvoorbeeld cabaretiers die met tekst en actualiteit werken. Gelukkig waren die tekstloze programma’s zo’n groot succes dat we er mee naar het buitenland konden. In de jaren zeventig kwamen we voor het eerst op tv en werden we gevraagd om onze acts te doen. Tien jaar later kwamen de volledige tekstloze programma’s en daarmee eigenlijk ook wel de echte grote doorbraak.”

In 2002 stopten jullie noodgedwongen met optreden, omdat Peter de Jong een hernia opliep. Is dit voor u de aanleiding geweest om zich meer achter de schermen van het variété te begeven?
“Daarna hebben we nog wel mooie dingen gedaan hoor. We hebben ‘Wachten op Godot’ gespeeld bij het Nationale Toneel. We scheten in ons broek van angst, of het publiek dit zou pikken, maar het werd een heel groot succes. We hadden de wind in de zeilen. Daarna hebben we de Sunshine Boys gedaan en in 2017 hebben we ons vijftig jarig jubileum als Mini & Maxi gevierd. Toen zijn we hier in de Koninklijke Schouwburg begonnen met veertien uitverkocht voorstellingen. Daarna hebben we er nog een kleine tournee door Nederland aan vastgeplakt. Gelukkig zaten de zalen na al die jaren nog vol, want daar waren we toch heel bang voor. Ons genre leent zich niet voor een liedje op de radio en er is ook weinig beeldmateriaal van ons. We komen dus niet vaak meer in de media en waren best een beetje onzeker over de vraag hoe we die laatste tournee aan de man moesten brengen. Maar ik moet je zeggen, het was een lust om het weer te doen!”

Kwam die angst voort uit de houdbaarheid van het genre, of meer uit de vraag of mensen na vijftien jaar überhaupt nog wisten wie Mini & Maxi waren?
“Dat laatste. Dat eerste ben ik nooit bang voor geweest, want wij weten dat het genre tijdloos is. Maar als je je leven lang voor volle zalen hebt gestaan en bij een comeback speel je ineens voor de helft… Dat is listig hoor! Gelukkig voor ons pakte het goed uit.”

 

Circus in de Branding is op 25 maart om 16.00u te zien in de Lourdeskerk aan de Berkenbosch Blokstraat 9. Voor kaarten: www.scalavarieteaanzee.nl

Leave a reply