Verzilverd

Mijn neef werkt bij de Egbert Haan. Het laatste restje positivisme waarmee hij zich door zijn dagelijkse werkzaamheden in de catacomben van het eens zo statige warenhuis Het Wespennest worstelt, wordt op hardnekkige wijze op de proef gesteld door medecaissière Hanny: een eetrijpe vrucht van midden veertig, wier lichaam het gebrek aan lengte ruimschoots compenseert in de omtrek. Hanny heeft een vuurrood kapsel met chronisch grijze haarwortels en verpakt de lichaamsdelen die hiervoor in aanmerking komen bij voorkeur in een ‘One Size Fits All’ joggingpak. Dit alles zou nog te verteren zijn, als Hanny niet zo berucht was om haar liefdesbetuigingen aan het adres van volkszanger Ron God en zijn Mannelijk Engelenkoor. Geen optreden van deze vijfmansformatie gaat aan het Zuidwestelijk deel van Noordoost Nederland voorbij zonder Hanny voor de bühne.

Deze uitstapjes zijn doorgaans het hoogtepunt in haar dagelijks bestaan, maar uit de administratie bleek onlangs dat Hanny twaalf en een half jaar in dienst was bij Egbert Haan. De Heilige Handboeken van het concern schrijven bij het bereiken van deze mijlpaal voor dat het gelauwerde feestvarken recht heeft op een diner van de zaak en hierop besloot supermarktmanager Stefan Otis een tafel te reserveren bij de lokale herberg Het Zilveren Gezicht. Twaalf collega’s uit diverse stadia van Hanny’s carrière waren welkom bij deze feestelijkheid en als tegenprestatie voor de oeverloze stroom engelenkooranekdotes, kreeg mijn neef ook een uitnodiging.

Tijdens het opdienen van de hoofdmaaltijd viel het de gasten op dat alle hoogwaardigheidsbekleders schitterden door afwezigheid. Pieter had een goed excuus: hij moest die avond letterlijk op de winkel passen, maar Ad prefereerde een Work Out in de sportschool. Ook vanuit de Otis-zijde en de Haandeelhouders bleef het echter bij een absolute radiostilte. Voor de jubilaris zélf was de avond echter een feest van herkenning en het eten smaakte er niet minder om. Rond middernacht maakten de eerste gasten aanstalten om te vertrekken, toen de uitbater kwam aansnellen met de vraag hoe men wenste het verschuldigde bedrag te gaan voldoen. “Wat dacht u van de rekening van de zaak?” antwoordde Hanny op ongewoon serieuze toon. “Dat wordt, hoe moet ik het zeggen, wat lastig”, reageerde de herbergier weifelend. “Meneer Otis heeft de afgelopen zes weken vier lunchafspraken op de zakelijke rekening gezet en zo lang die niet zijn betaald, geef ik jullie filiaalpersoneel geen krediet meer.”

“Nou ja”, zuchtte Hanny na vijftien ongemakkelijke seconden, “met twaalf man is zo’n afwas best te doen.” Haar collega’s keken na deze opmerking geïrriteerd richting jubilaris, maar de gerant moest om deze variatie op een klassieke grap tóch voorzichtig gniffelen. “We hebben al lang een afwasmachine”, reageerde hij quasi gevat en vervolgde: “maar hoe gaan we dit als volwassenen onder elkaar nou oplossen?” Hierop deed mijn neef een stap naar voren. “Hebben de Haandeelhouders geen rekening bij jullie?” vroeg hij met gevoel voor retoriek. “Natuurlijk wel”, antwoordde de beheerder, “maar daar kan ik toch niet zo maar elk willekeurig bedrijfsuitje op wegschrijven?” Mijn neef haalde zijn schouders op. “Dan belt u toch gewoon even om het uit te leggen?” De uitbater keek mijn neef met grote ogen aan en sputterde: “Man, het is na middernacht!” Minzaam lachend sprak mijn neef nu: “Precies!”, waarna Hanny aanvulde: “Wedden dat Jean-Pierre thuis is? Die gaat over de financiën!”

“Uiteindelijk bevestigde Jean-Pierre meer dronken dan slaperig onze lezing van de feiten en beloofde hij persoonlijk garant te staan voor dit etentje. Toen werd onze gijzeling eindelijk opgeheven”, besloot mijn neef vorig weekend zijn relaas tijdens een verregende familie barbecue op ons balkon. “Dit méén je niet”, riep ik traditiegetrouw. Mijn neef greep een shaslick van de grill en antwoordde: “de waarheid is soms gekker dan jij hem kan verzinnen…”

Leave a reply