Kroaat

Ik zat er helemaal doorheen. Mijn ego bevond zich op het meest historische dieptepunt van mijn leven. Ik zag het niet meer zitten. En het begon allemaal zo onschuldig…

We waren krap vier dagen op vakantie toen mijn ouders en ik neerstreken op de camping waar we de rest van onze vakantie zouden doorbrengen. Moe van de reis en het installeren van de caravan en tent, besloten we die avond een pizza te gaan eten in de campingbistro. Het was niet druk: er waren slechts enkele tafels gedekt, en de bediening werd gedaan door een beeldschone Française die uitstraalde dat ze zelf dondersgoed op de hoogte was van haar oogverblindende charmes. Achter ons zaten vier mannen te eten, die in rap tempo de ene karaf wijn na de andere wegwerkten. Een uur na onze binnenkomst hadden we gegeten en gedronken, en besloten we gedrieën het comfort van onze eigen caravan weer eens op te gaan zoeken. Achter ons bestelde het herenkwartet zijn vijfde liter wijn.

De nacht was een uur oud, toen mijn moeder en ik besloten mijn snurkende vader in zijn voorbeeld te volgen. “Maar eerst ga ik nog even naar het wc-gebouw”, besloot ik, want niets is vervelender dan ’s nachts wakker worden met volle blaas op een camping. “Weet jij misschien waar chalet 116 is?”, vroeg een beschonken man mij in het Frans. Ik herkende hem als één van de wijnliefhebbers uit het restaurant. “Ik heb écht geen idee”, antwoordde ik beleefd en wilde het sanitair binnentreden. “Je zou me een groot plezier doen als je me zou helpen zoeken”, bralde de man onsamenhangend. Aangezien ik moeilijk “nee” kan zeggen en de weg op de camping enigszins wist, besloot ik de zoektocht aan te gaan. De locatie van de chalet mocht me dan onbekend zijn, ik wist wél dat de voorkant van elke chalet een huisnummer had.

Snel verstopte ik me in de caravan, terwijl de Kroaat vanuit het sanitair gebouw riep: “Kameraad, waar ben je?”

Samen liepen we de weg op, waarbij ik vond dat de verdwaalde reisgenoot akelig dicht tegen me aan kwam lopen. Elk moment verwachtte ik een mes tussen mijn ribben, maar dat bleef uit. Evenals het licht op de camping, waardoor ik geen chaletnummers op de huisjes kon ontdekken. Ik wilde de zoektocht net eenzijdig opzeggen, toen bij één van de chalets de voordeur openging en er een man op de veranda verscheen. “Weet u misschien waar chalet 116 is?”, vroeg ik in mijn beste Frans. “Niet precies”, kreeg ik als antwoord. “Maar dit is chalet 118, dus het kan nooit ver weg zijn. Ik loop wel even met je mee”. Hij pakte een zaklamp en ging de zwalkende man en mij voor op het pad.

Twee huisjes verderop verscheen inderdaad chalet 116. “Hier is het”, sprak de Fransman. De groep stond stil en deze gelegenheid greep de beschonken chaletgast aan om steun te zoeken op mijn schouder. “Waar kom jij eigenlijk vandaan?”, vroeg hij. “Uit Nederland. En jij?”, was mijn tegenvraag. “Ik ben Kroaat”. De hulpvaardige Fransoos scheen zijn lichtbundel op mij en vroeg: “Kennen jullie elkaar dan niet?”, “Nee”, sprak ik en wierp hem een bezorgde blik toe. Helaas, hier kon hij me niet helpen. Toen ik ineens een hand op mijn kont voelde was voor mij de maat vol en beende ik met ferme pas weg van dit tafereel. “Sterkte”, riep de hulpvaardige Fransoos me na, terwijl de Kroaat opvallend rechtlijnig mijn passen volgde.

“Hou je van mannen?”, hoorde ik achter mij. Hoewel ik normaal moeilijk “nee” kan zeggen, hield ik stil en sprak dit woord éénmalig zeer duidelijk uit. Het maakte geen indruk. “Heb je het wel eens geprobeerd?”, vroeg de Kroaat in een poging om mij alsnog enthousiast te krijgen voor de herenliefde. “Nee!”, antwoordde ik, met zo mogelijk nog meer overtuiging in mijn stem. “Zou je het niet willen proberen?”, vroeg hij tenslotte. Hij pakte me beet en probeerde me onder het genot van wat kreun – en hijggeluiden het sanitair gebouw in te sleuren. “NEE!”, riep ik resoluut, duwde mijn wanstaltige belager opzij en zette het op een lopen richting caravan. “Help”, richtte ik me met een piepstemmetje tot mijn moeder. “Er zit een dronken, nichterige Kroaat achter me aan”. Snel verstopte ik me in de caravan, terwijl de Kroaat vanuit het sanitair gebouw riep: “Kameraad, waar ben je?”

In de caravan zat ik er helemaal doorheen. Mijn ego bevond zich op het meest historische dieptepunt van mijn leven. Mijn vrijgezellenbestaan was inmiddels zo berucht, dat op menig feestje mijn vermeende homoseksualiteit een favoriet gespreksonderwerp was. Zelfs mijn eigen moeder benadrukte zo vaak dat ze geen bezwaar had tegen een tweede schoonzoon dat ik het haar bijna niet meer durfde te vertellen als ik weer eens verliefd was op een meisje. Maar als een bezopen Kroaat dicht tegen mij aan komt lopen, denk ik slechts aan een mes tussen mijn ribben. Gedesillusioneerd kroop ik die avond in mijn tent, biddend dat ik geen bezoek zou krijgen van een hitsige Kroaat…

Leave a reply