Ontgroentje

“Volgens mij ruikt hij ons gewoon”, zei het meisje tegen haar aspirant corpszusters. Voor me stonden vier jonge meiden van het type Zeeuws Meisje: golvend blonde haren en bolle appelwangen. Rechtstreeks van het land, vers ingeblikt door het lokale corps. Ik gaf aan dat het wel meeviel met die stank. “Zware nacht gehad?” vroeg ik. “Weinig slaap”, beaamde ze. “Laat me raden: ontgroening?” Ze knikte. “Waarom?” vroeg ik met dramatische ondertoon. “Je moet toch ergens bij horen in je studententijd?” was het ietwat ontnuchterende antwoord. “En de ontberingen versterken de onderlinge band”. Deze zin voerde mij terug naar mijn eigen studententijd, waar ook in mijn klas een drietal studenten zich door een breed scala aan ontgroeningsrituelen heen worstelde. Exact hetzelfde antwoord op exact dezelfde vraag.

Natuurlijk mochten ze niets inhoudelijks loslaten over de martelgang die zij vrijwillig ondergingen, maar ze wilden wel kwijt dat ze de afgelopen uren vooral in kleermakerszit hadden doorgebracht. Ook dit gegeven klonk mij bekend in de oren. Mijn klasgenoot omschreef het destijds als volgt: “Je zit net zo lang totdat je knieën écht niet meer kunnen van de pijn en dan moet je er nog twee uur bij optellen. Of langer.” Exacter kon hij niet zijn, omdat de ontgroeningscommissie ter verhoging van de feestvreugde bij iedereen de horloges had afgenomen. De dames aan mijn kassa moesten een soortgelijk drama doorstaan: om contact met het thuisfront te voorkomen werden ze deze dagen gescheiden van smart Phone en Tablet. Een gegeven dat ernstiger werd opgevat dan vijf uur kruisband zitten. Meer details mochten ze helaas niet prijsgeven, anders zouden ze me moeten vermoorden. Kwestie van erecode.

“Je bent gewoon te laf om je over te geven aan anderen”, werd mij toegebeten.

Persoonlijk heb ik in mijn leven nooit één seconde de behoefte gehad om mij aan te sluiten bij een studentencorps met de daarbij behorende tradities. Hoewel ik om mij heen andere geluiden heb gehoord, zie ik het nut niet om mij onder de noemer “kameraadschap” te onderwerpen aan de sadistische hersenspinsels van mijn postadolescente medemens. In de jaarlijkse studentenspecial van de Nieuwe Revue vond ik elke editie wel een ontgroeningsartikel dat mijn gelijk bevestigde. Een standpunt dat mij overigens op forse kritiek kwam te staan van een vage kennis op een verjaardagsfeestje. “Je bent gewoon te laf om je over te geven aan anderen”, werd mij toegebeten. Tot op heden zie ik nog steeds het verband niet tussen overgave en vrijwillige participatie aan middeleeuwse toegangsrituelen tot een select gezelschap van gelijkgezinden, maar wiskundig inzicht behoort dan ook niet tot mijn beste vaardigheden.

Het potentiële corpskwartet pakte ondertussen de laatste boodschappen in. “Moeten jullie nu weer terug in de houding?” vroeg ik. “Nee”, sprak de woordvoerster. “We zijn nou vrij. Op een maatschappelijke stage bij de Hema na dan.” “En het bestuur houdt een oogje in het zeil?” vroeg ik nieuwsgierig. Ze ontkende. “Die liggen nu in bed. Zij hebben immers ook een zware nacht achter de rug!” De compassie in haar stem deed mijn wenkbrauwen fronzen. Het enige dat mij restte was haar héél veel sterkte toe te wensen…

Leave a reply