Pestproject

Het Rotterdamse Einstein Lyceum is boos. De twaalfjarige leerling Patrick nam contact op met de media om zijn plaaggeesten te stoppen. Natuurlijk had zijn moeder dat eerst geprobeerd via de school, maar het verhaal dat haar zoon was thuisgekomen met een schoenafdruk op zijn jas en een tand door de lip, werd afgewimpeld met de reactie dat dit gebeurd was in de pauze. Een advocaat van het lyceum bepleit nu dat Patrick een klikspaan is, die het fundament plaatste voor een klassikaal wantrouwen.

De rechter ging mee in het oordeel van school dat privacy van pestende leerlingen belangrijker is dan de pijn van de geplaagde klasgenoot. Uit oogpunt van de afstandelijke magistraat valt dit wellicht te begrijpen, in het lichaam van een gewezen pestslachtoffer voelt het anders.

Al op de kleuterschool viel het op dat mijn ontwikkeling afweek in vergelijking met mijn overige klasgenootjes. Hoewel heel speels, zocht ik vooral aandacht bij de volwassenen om mij heen. In een poging onze kleutervorderingen vertrouwelijk te houden tussen school en ouders, gebruikte mijn basisschool bij het beoordelen van hun leerplichtige Benjamins uitsluitend geschreven rapporten. Mijn ouders waren echter niet te beroerd deze uitgeschreven momentopnamen te delen, waardoor ik rond mijn vijfde verjaardag leerde een grote woordenschat te bezitten. Dat deze trots ook mijn achilleshiel werd, kwam pas naar voren in de bovenbouw van de basisjaren. Vooral mijn grapjes konden rekenen op een oorverdovende stilte in het klaslokaal; een licht gegrinnik rond het lerarenbureau uitgezonderd.

Toegegeven: ik was dan ook “een beetje vreemd”. Ik citeerde Wim Kan en Fons Jansen, terwijl mijn dertiende levensjaar pas werd volbracht in juni 1995. Dat ik onnavolgbaar was voor mijn basisschoolgenoten staat vast; dat ik in die jaren nooit dé lokale pispaal werd moet gezocht worden tussen de goedheid van mijn klasgenoten en het feit dat ik voor de groep veel gedaan kreeg bij onze docenten.

Een in de prullenbak gedeponeerde schooltas en het in mijn gezicht uitgeknepen pakje chocomelk waren minder subtiele hints om de afkeur van mijn aanwezigheid te laten blijken.

Krediet ontbrak echter in de nieuwe brugklas en “een beetje vreemd” werd al snel vertaald naar de overtuiging dat ik dan ook homo moest zijn. Volledig misplaatst was deze conclusie door kinderogen misschien niet: op de flarden bewegend beeld die uit die tijd bewaard zijn gebleven zie ook ik een motorisch uitgedaagde grindtegel die zijn standpunten kracht bij zet met veel te slappe handgebaren. Mijn nieuwbakken klasgenoten lieten echter geen moment onbenut om te bevestigen dat zij die mening deelden. In het meest gunstige geval vroeg men zich hardop af wat ik kwam doen wanneer ik aanschoof tijdens de lunchpauze. Een in de prullenbak gedeponeerde schooltas en het in mijn gezicht uitgeknepen pakje chocomelk waren minder subtiele hints om de afkeur van mijn aanwezigheid te laten blijken. De huilbui die volgde op een uitnodiging om na de gymles uit mijn lijden verlost te worden, betekende naast het stempel “vreemd geval” voor de klas nu ook het etiket “speciaal geval” voor de schoolleiding.

Helaas bleek mijn college niet bij machte dit pestprobleem adequaat aan te pakken. Groepsgesprekken brachten geen verbetering en een vertoond pestpreventiefilmpje zette mijn opponenten aan tot nieuwe initiatieven. Uiteindelijk kwam onze mentrix, een wiskundige met interesse voor statistiek, tot de conclusie dat mijn klasgenoten zelfs enig recht van spreken hadden: statistisch gezien zaten er nou eenmaal twee homoseksuelen in haar kudde en waarom kon ik er niet één van zijn? Ze eindigde deze uiteenzetting met het dringende advies mij iets meer aan te passen aan de mores van de klas. Het ergste leed zou dan vast snel geleden zijn.

Tot mijn grote vreugde bleek in de laatste weken van het brugsmurfenjaar dat onze klas na de zomer zou worden opgedeeld in een HAVO en VWO groep. Met succes vroeg ik overplaatsing aan naar een volledig nieuwe klas en dit was het startschot voor vier gelukkige jaren op de middelbare school. Dat mijn grootste kwelgeest de rest van zijn opleiding zou slijten op een school voor moeilijk opvoedbare kinderen was daarbij een schrale troost: uiteindelijk is dat éne jaar toch niet zonder gevolgen gebleven. Mijn spontaniteit beperkt zich sindsdien tot select gezelschap en ik voel mij tot de dag van vandaag ongemakkelijk in de nabijheid van gegroepeerde scholieren.

Een rechtbank weet dit natuurlijk allemaal niet. Dus gaat het mee in het oordeel van school dat privacy van pestende leerlingen belangrijker is dan de pijn van de geplaagde klasgenoot. Daarom  bepleit een advocaat dat Patrick een klikspaan is. Maar ik hoop voor Patrick dat hij ooit de lachende derde mag zijn…

Leave a reply