Nostalgiefriet

“En, ome Jan, staat er nog wat leuks in de krant vandaag?” De oude man aan het tafeltje in het Patathoekje op de Dierenselaan schudt zijn hoofd en verzucht richting de cafetariarestaurateur: “Nee, gewoon dezelfde ellende als altijd.” Om zijn conclusie kracht bij te zetten vouwt hij de krant in vieren, pakt zijn blauwe regenjas van de stoel en maakt aanstalten om op te staan. De snackbarhouder verlegt hierop zijn aandacht naar de blonde jongen met een rugtas, die net zijn etablissement is binnengewandeld. “Weet je het al?”, klinkt het zakelijk. De jongen schudt zijn hoofd. “Nee, ik kijk nog even.” Terwijl zijn ogen langs het scherm vol aangeboden etenswaren glijden, sluipt ome Jan voorzichtig, maar met licht wankele tred dichterbij. “Ze hebben hier lekkere patat”, fluistert hij, “daar rij ik graag een eindje voor om.” Even lijkt de jongen door deze bemoeienis van zijn stuk gebracht. Met een geërgerde blik taxeert hij de ongenode adviseur: een kale man in zijn zeventiger jaren, die een veel te groot montuur draagt voor de kleine, waterige oogjes waarmee hij de wereld observeert. De jongen besluit niet te reageren en richt zijn aandacht weer volledig op de digitale menukaart.

Ome Jan blijkt echter niet gesneden uit het hout dat afknapt bij de minste weerstand. Leunend tegen de sinaasappelpersmachine vervolgt hij: “Ik kom net bij Florencia vandaan voor een reünie met mijn oude bouwmaten. Daarom moet ik nu wat vettigheid, want ik heb vanmiddag natuurlijk wel een gezellig pilsje gepakt. Nou ja, drie eigenlijk. Maar méér niet hoor, want ik ken mijn grenzen. Vroeger nog niet. Als tiener ging ik begin jaren zestig de bouw in. Doordeweeks werkten we aan die opbouwwijken aan de rand van de stad, maar op vrijdagmiddag, aan het eind van de werkweek, dan dronken we ons weekloon op in de kroegen aan het Plein. Dat waren nog eens tijden!”

De lokale geschiedenisles lijkt de blonde jongen wat milder te stemmen. Zijn aandacht voor het menuscherm maakt langzaam plaats voor een lichte interesse in het verhaal van de oude man, al verraden zijn gekruiste armen dat er van empathie nog weinig sprake is. Tóch is deze geste net het kwartje dat Ome Jan nodig heeft om op stoom te blijven, want weemoedig vervolgt hij: “Ik woonde hier vroeger in Transvaal. In de tijd dat het nog een gezellige buurt was, met dat echte ‘ons kent ons’ gevoel. De mensen letten op elkaar en we hadden nog wat voor een ander over. Maar toen moest de gemeente zo nodig besluiten om al onze ouwe huisjes af te breken, waardoor iedereen de wijk uittrok. En ik dus ook. Ik woon nu op de Laan van Eik en Duinen. Een mooi huis hoor, ik heb nu zelfs een tuintje en dat had ik vroeger niet. Maar toch, als ik alles van te voren had geweten dan had ik het niet gedaan. Die mensen in die wijk zijn zo anders, veel meer op zichzelf. Als ik daar iemand groet op straat, dan denken ze dat ik melááts geworden ben! Nee, vroeger, hier tijdens het winkelen op de Dierenselaan, daar groette iedereen terug!”

Na zijn eigen woorden staart ome Jan wat somber voor zich uit. Zijn gedachtestroom wordt echter onderbroken door de Patahoekkok, die hem een plastic tasje overhandigt. “Kijk eens Ome jan, je frietjes!” Dankbaar wankelt de oude man terug naar zijn scootmobiel, waarbij de cynische gezichtsuitdrukking van de rugtasjongen hem niet ontgaat. “Ja, jij denkt dat ik dronken ben!”, glimlacht Ome Jan, “maar ik had toch verteld dat ik uit de bouw kom? Mijn benen zijn verbrijzeld bij een werkongeval. Het is een wonder dat ik überhaupt nog kan lopen!” Na deze conclusie klautert de bejaarde bouwvakker op zijn scootmobiel en scheurt enkele seconden later in  kaarsrechte lijn richting de Heelsumstraat. Onthutst kijkt de jongen met de rugtas hem enige tijd na. Onder de indruk mompelt hij richting de cafetariahouder: “Kreeg iedereen maar een tweede kans voor een eerste indruk.” De snackbarmedewerker kijkt zijn gast geringschattend aan en antwoord schouderophalend: “ja, leuk verhaal. Maar wéét jij het nou al?”

Leave a reply