Ontgoocheling

“Waarschijnlijk wordt dit onze laatste Sinterklaas”, sprak de man. “Mijn zoontjes zijn nu zes, dus waarschijnlijk gaan we ‘het’ komende zomer toch maar eens vertellen”. Ik wist niet met wie ik het meest te doen had: de man die binnen een half jaar zijn kinderen het vreselijke nieuws moet brengen, of de jongens die binnenkort hun eerste jeugdtrauma te verwerken krijgen.

Toegegeven: ik was een heilige Getuige van Sinterklaas. Mijn vertrouwen in de grote kindervriend uit Mira was rotsvast. In de loop der jaren waren wel een paar opmerkelijke tegenstrijdigheden van deze traditie tot mij gekomen, maar die werden met een bevredigend antwoord van het dienstdoende familielid altijd tot volle tevredenheid opgelost.

Sinterklaasavond werd in onze familie altijd gevierd bij oma Mar aan de Van Zeggelenlaan. Daar kwam nooit een Sint, hooguit belde er wel eens een Piet aan om een hand pepernoten naar binnen te gooien. Ik vond dat logisch, Sint kon immers niet overal tegelijk zijn. De cadeaus stonden altijd al klaar in de achterkamer. Die had Sint de nacht daarvoor neergezet. Niet via de schoorsteen, want daar stond een kachel voor. Nee, Sint had een sleutel van oma’s huis. En waarom ook niet? Mijn vader had er toch ook één? Dan mag Sinterklaas dat ook!

De blik in mijn ogen verraadt mijn moeder dat er iets misgegaan is in onze communicatie.

 

 

Slechts één keer bracht ik mijn moeder bijna in verlegenheid. Bij ons thuis propten mijn ouders elk jaar oude kranten in de schoorsteen, zodat vuil van buiten niet in onze haard zou vallen. Traditioneel begon ik rond november te zeuren dat die kranten eruit moesten, omdat Zwarte Piet anders niet door de schoorsteen kon. In het laatste jaar dat ik nog bij de Club van Sinterklaas hoorde, hadden mijn ouders de huiskamer opgeknapt en dacht ik dat ze daarbij vergeten waren de schoorsteen weer op te vullen. Tot de ochtend dat ik voor het eerst mijn cadeautjes zag, plus de krantenproppen daarboven. “Waarom denk je anders dat Sinterklaas die staf heeft?”, diende mijn moeder me van repliek toen ik haar met dit feit confronteerde. Voor de laatste keer was mijn geloof gered…

Hartje zomer in zuid Frankrijk. We schrijven het jaar 1990. Voor een terrasje op een plein in Toulouse staat een groot, eikenhouten beeld van een bisschop. De man kijkt alleen erg nors voor zich uit en zijn mijter is niet zo mooi als die van de Sint. “Dat is toch niet de echte Sinterklaas, hè mam?” Mijn moeder kijkt me aan en antwoordt: “Nee Marc, Sinterklaas is inderdaad niet echt.” De blik in mijn ogen verraadt mijn moeder dat er iets misgegaan is in onze communicatie. De familie besluit op het betreffende terras plaats te nemen.

Hartje zomer in zuid Frankrijk. We schrijven het jaar 1990. Terwijl het kwik op de terrasthermometer is opgelopen naar vijfenveertig graden, vertellen twee ouders hun jongste zoon dat Sinterklaas niet bestaat. Hij is geschokt, maar ook trots dat hij nu een geheim deelt dat veel jonge kinderen om hem heen nog niet weten.

“Waarschijnlijk gaan we ‘het’ komende zomer toch maar eens vertellen”, herhaalde de man. “Ik heb daar beeld bij”, glimlachte ik. En wenste hem veel succes…

Leave a reply