Avondjas

“Verwacht jij iemand?”, vroeg mijn vrouw deze zaterdagmiddag bij het klingelen van onze deurbel. “Niet dat ik weet”, antwoordde ik, “maar ik ga wel even kijken.” Na het openen van de voordeur stond ik oog in oog met de achterzijde van een feloranje thuisbezorgdjas. “Sorry, wij hebben niets besteld”, sprak ik verbaasd. “Dat weet ik”, grinnikte een vervormd stemmetje, waarna het gestalte zich omdraaide. “Zo ouwe rioolrat, wat vind je van mijn nieuwe werkkleding?”, schaterde het stemgeluid van buurman Nick over het portiek. “Ik moet toch wat nu dat drinkhol van mij al twee maanden op zijn gat ligt”, verklaarde hij zich nader. “Nog een geluk dat je dan bezorger geworden bent”, constateerde ik. “Als ze jou in de keuken hadden gezet, was je regelrecht met de pollepels en pannen naar het Binnenhof getrokken”. “Dat waren acteurs!”, spuwde Nick onverwacht fel. “Ingehuurd door de regering! Je hoorde Rutte toch zelf naar die herrie verwijzen? Elke letter van zijn tekst stond vooraf op de autocue. Hoeveel bewijs wil je nog hebben?”

“Een complottheorie binnen een complottheorie”, zuchtte ik. “Die zag ik niet aankomen”. De buurman maakte nu een grommend geluid. “Dat komt omdat jij nog steeds niet wakker bent”, sprak hij cynisch. “En te goedgelovig, want je denkt toch niet écht dat ik deze jas via een werkgever heb?”

Ik haalde mijn schouders op. “Je hebt toch geen pizzabezorger van zijn scooter afgeslagen?”, vroeg ik weinig hoopvol. “Waar zie je me voor áán?”, riep de buurman dramatisch, waarna hij een stap in mijn richting zette en op samenzweerderige toon vervolgde: “Ook in tijden van een avondklok is internet je vriend!” Uit lijfsbehoud deed ik een stap terug en vroeg: “Maar moet je dan geen bijbehorende werkgeversverklaring hebben?” Dit was blijkbaar het moment waarop Nick had gewacht, want hij begon te wroeten in zijn broekzak en niet veel later toonde hij mij breed glimlachend een officieel ogend document. “Hmmm”, sprak ik voorzichtig na nadere bestudering. “Ik dacht dat de Pizzahut al vier jaar failliet was”. “Toch een beetje wakker”, constateerde Nick tevreden. “Maar als ze de koninklijke marechaussee nodig hebben om de orde te handhaven, denk je toch niet dat oom agent de tijd heeft om dát te controleren? Tegen de tijd dat ze daar achter komen, zit ik al lang weer thuis!”

“Oh, dan wel”, schamperde ik. “Tuurlijk!”, lachte de buurman. “Mijn bedrijf is dicht! Ik heb toch niks beters te doen”. Even schudde ik het hoofd. “Maar waarom moet je ‘s nachts dan per sé wél op straat zijn?” “Een principekwestie”, somberde hij. “Zo’n avondklok is nergens goed voor”. “Nou ja, dat weten we over een maand of negen”, grapte ik.

“Mij niet gezien!”, sputterde de buurman geschrokken. “Op deze wereld wil ik geen kind droppen. Onze banen worden afgepakt door buitenlanders, ons geld gaat naar Europa en onze tradities worden verboden. Daar heeft zo’n kind toch niks aan?”. Het was weer zo’n wending die ik niet aan had zien komen. “Ik dacht zelf meer aan ons solidariteitsstelsel dat in dit multimediale ik-tijdperk tot een dieptepunt is gekomen”, sprak ik teleurgesteld. “Solidariwatte?”, stotterde de buurman. “Als je moeilijke woorden gaat gebruiken, ben ik weg! Dat was ik trouwens toch al van plan, want we moeten nog naar het asiel. Even een hondje halen voor Kelly. Ik kon voor haar geen passende jas vinden.”

Leave a reply