Waarschijnlijk was ik de enige leerling van mijn klas die in augustus 1993 uitkeek naar het nieuwe schooljaar, want zes weken eerder was er in het lokaal enig rumoer opgestegen na het uitdelen van de zomerrapporten. Op de achterkant stond namelijk in grote letters ‘Juf Lange’ geschreven als lerares die ons na de vakantie zou opwachten in groep 7B. De juf die wij voor de zomer achterlieten had net haar 22e verjaardag gevierd en was daarmee de benjamin van het docentenkorps. De leeftijd van juffrouw Lange was voor ons op dat moment nog in nevelen gehuld, maar zeker was wel dat zij de oudste werknemer op school was en deze generatiekloof bleek onoverbrugbaar voor de doorgaans zo flexibele geesten die basisscholieren volgens de wetenschap plachten te hebben.
Gelukkig zijn er altijd uitzonderingen op de regel, want ik zag het helemaal zitten. Twee jaar eerder had juf Lange onze klas een gastles geschiedenis gegeven ter voorbereiding op een schoolreisje naar Den Briel en ik was onmiddellijk gegrepen door de gedetailleerde wijze waarop zij dit college gaf. Aan de andere kant kon ik de reactie van mijn klasgenoten ook wel begrijpen. Met juf Inge en juf Evelien bespraken we twee jaar lang elke vrijdagmiddag de top 40, terwijl juf Lange herinneringen ophaalde aan haar jaren met de inktlap en de kroontjespen. Veel van mijn voormalig klasgenoten hadden grootouders die jonger waren dan deze lerares en zodoende lagen haar leefgewoonten ver voorbij het voorstellingsvermogen van mijn generatiegenoten.
Wat mij echter aansprak was de koffer vol ervaring waar juf Lange ruimschoots uit kon putten. Voor geschiedenis gebruikte ze bijvoorbeeld geen boek, maar elke les deelde ze een stencil uit met een tekst die ze ooit had uitgetypt en nu al jaren hergebruikte. Aardrijkskunde vrolijkte ze op met eigen foto’s van haar vele reizen en voor de muziekles had ze een dozijn liedjes uitgezocht die dermate belegen waren, dat de meeste leden van het kinderkoor dat ons de melodie toezong waarschijnlijk al grijze haren hadden toen wij in 1993 voor het eerst naar ze luisterden. Uit dit repertoire komt Hansje, het hippe musje, op een onbewaakt ogenblik nog wel eens mijn gedachten binnenvliegen.
Een beproefde methode kortom, maar in de loop van 1994 bleek ons dat dit het laatste jaar zou zijn waarin juffrouw Lange haar kunsten vertoonde. Na 43 jaar in het onderwijs ging zij in juli 1994, op haar 65e, met welverdiend pensioen. Aangezien mevrouw Lange in haar werkzame leven een paar duizend schoolrapporten voor haar leerlingen had moeten schrijven, leek het mij een leuk idee als er ter afsluiting van haar loopbaan een rapport voor de juf werd opgesteld. Ik legde dit plan voor aan Jeanette Kamerman, onze adjunct directrice, die prompt in een lade op het administratiekantoor dook en mij een blanco rapport met carte blanche gaf. Het werd overhandigd op de ochtend van het pensioneringsfeest en uit jeugdige bravoure plaatste ik de kanttekening dat ik wel een keer wilde controleren of moeder Lange ook een handtekening op het rapport van haar dochter zou plaatsen. “Kom aan het eind van de vakantie maar kijken”, grapte mevrouw Lange en zo belde ik in augustus 1994 voor het eerst aan bij het huis aan de Savornin Lohmanlaan.
Het bleek het startschot van een traditie die een kwart eeuw zou standhouden. Nooit exact met een interval van twaalf maanden, maar toch altijd minimaal één keer per kalenderjaar, ging ik een vrijdagmiddag op visite bij mevrouw Lange. Onder het genot van druivensap, kroepoek en cashewnoten bekeken we elkaars vakantiefoto’s, wisselden nieuwtjes uit over gezamenlijke kennissen en keuvelden over ons dagelijks leven. Het decor van die middagen bleef 25 jaar hetzelfde, de dynamiek van onze band veranderde. Illustrerend hiervoor is het theeritueel. De eerste jaren ging mevrouw Lange alleen naar de keuken en wachtte ik in de huiskamer kamer geduldig op haar terugkomst; later stonden we meestal converserend bij het fornuis en droeg ik onze kopjes naar de kamer. De laatste keren hoefde ze alleen het theewater nog maar op te zetten, terwijl ik het huis doorkruiste om het servies bij elkaar te sprokkelen.
Waar ik haar in het begin nog consequent bleef aanspreken met juf, lukte het me na een aantal jaren over te gaan naar het meer neutrale mevrouw. Als zij op haar beurt mijn vrouw of mij de laatste jaren belde, introduceerde ze zichzelf na het opnemen simpelweg met Gon Lange. Zo staat ze ook in mijn telefoon, al bleef de aanspreektitel voor mij toch altijd mevrouw. Ik kon het niet over mijn hart verkrijgen deze statige dame na al die jaren ineens bij haar voornaam aan te spreken.
Vorig jaar april werd ze negentig en concludeerde: “een mooie leeftijd, waarop je nog dagelijks leert… Vooral berusten.” In de stilte klonk de weemoed. Haar fysieke krachten namen de laatste jaren flink af, maar ogenschijnlijk bleef ze positief ingesteld. En praktisch. Zo wandelde ze bij ons afscheid in 2017 met me mee naar beneden, om een vuilniszak in de container te gooien. Eenmaal buiten vroeg ze: “mijn arm wil niet meer zo. Kan jij hem misschien weggooien?”, waarna ze me de juiste bak aanwees. De laatste drie keer dat ik daarna op bezoek was, sprak ze bij het afscheid: “Er staat onderaan de trap nog een halve vuilniszak. Wil jij die meenemen? Je weet nu waar je hem kwijt kan.”
Zo kwam er, toch nog plotseling, een eind aan een kwart eeuw vriendschap. Wat rest is deze postume hommage als dank voor alle wijze lessen van de afgelopen jaren. Het gevoel dit vanaf nu te moeten missen, laat zich moeilijk omschrijven. Gelukkig staan daar veel mooie herinneringen tegenover.
Leave a reply
You must be logged in to post a comment.